Monsieur N. Is de stokoude Pools-Franse eigenaar van de ezel Câlin. Bij mijn vorige bezoek heeft hij mij gezegd dat hij niet kon beloven dat hij er vandaag bij zou zijn. Hij was bezig met dood gaan en dat gaat altijd voor.
Ezelhoeven gaan vóór de dood
Ik vertelde hem dat hij het sterven toch nog even uit moest stellen. Hij had immers een afspraak met mij voor de voeten van Câlin. Ezelhoeven gaan vóór de dood, vind ik. Vandaag vertelde zijn aanstaande weduwe dat haar man in het ziekenhuis al een paar weken lag na te denken over die stelling. Hij dacht zó diep na dat zijn ogen ervan dicht bleven. Denkend aan je ezel rustig aan naar de eeuwige Pools-Franse jachtvelden gaan: ik vind het mooi.
Zes euro achtenzestig
Nu moet zijn vrouw de administratie afhandelen. Met haar met rouw gevulde, dementerende hoofd leegt ze haar portemonneetje. Een briefje van vijf, een euromunt en wat klein ijzerwerk. Zes euro achtenzestig samen. Ze hoopt zó dat ik het met een afgemeten gebaar zal accepteren als drieëndertig euro. Ik vraag haar desondanks of ze misschien nog ergens wat briefgeld heeft liggen.
Of een diamanten ring
Na wat gerommel in alle laadjes in het huis komt ze terug met een doosje vol juwelen die ze destijds uit Polen had meegenomen. “Deze ring moet wel ongeveer het bedrag waard zijn”. Ze ziet alleen nog maar de schitterende diamanten ring en alles waar de ring voor staat. “Het is de mooiste ring die ik ooit gezien heb, mevrouw”, antwoord ik, “ik denk dat u hem vandaag om uw vinger moet doen om hem er dan nooit meer af te halen”. Nadat ze dat heeft gedaan, verdwijnt ze naar de salon om even later terug te komen met een muntje van vijf centimes. “Kijk eens aan”, zegt ze, “hier heb ik nog vijf euro gevonden”. Gelukkig rijmt zes euro drieënzeventig op drieëndertig.
Ik ben er nog steeds
Ze is erg opgelucht dat ze me uiteindelijk toch heeft kunnen betalen. Het was haar eer te na. Schulden zijn haar vreemd. Haar hele leven op Franse bodem heeft ze op de boulevard haar kost verdiend. De mensen kwamen van ver voor haar handeltje. Al is het haar nu even ontschoten wat er precies in haar winkeltje had gelegen; de mensen hadden het altijd graag willen hebben. “De andere verkopers wilden me dood hebben omdat het me zo goed verging. Maar ik ben er nog steeds”, zegt ze. Haar ogen fonkelen even als de diamant in haar ring.
Câlin/monsieur N.
Ze dwaalt binnenshoofds even af naar de dagen van de ring en de jaloerse handelaren. Tot ze ineens Câlin weer ziet staan. “Hij houdt van knuffelen en spelen. En hij houdt heel veel van mij”. Ik sta mezelf toe te denken dat in haar hoofd Câlin en monsieur N. eventjes één zijn geworden. “Ga snel naar binnen om een jasje aan te trekken en geef Câlin dan alle knuffels die hij nodig heeft”, raad ik haar beslist aan.
Knuffel
Gehuld in haar dubbel gevoerde winterjas, die de allerkoudste Poolse winters nog recht in het gezicht uitgelachen moet hebben, staat ze me even later met twee armen boven haar hoofd uit te zwaaien tot ik uit het zicht verdwenen ben. Ik hoop dat de dementie haar nog de tijd gunt om te onthouden dat ze zich nu om moet draaien om naar Câlin te gaan. Dat zijn naam ‘knuffel’ betekent zal vast helpen. Een ezel knuffelen met een prachtige herinnering om je vinger, gaat vóór dood gaan. Ogen open of ogen dicht; monsieur N. zal dit vast met me eens zijn.